Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Haman vertelde aan zijn huisvrouw Zeres en al zijn vrienden al wat hem wedervaren was. Toen zeiden hem [21]zijn wijzen, en Zeres, zijn huisvrouw: [22]Indien Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen te vallen, van het zaad der Joden is, zo zult gij tegen hem niet vermogen; [23]maar gij zult gewisselijk voor zijn aangezicht vallen. 21. Dat is, zijn raadsheren, wier raad hij gewoon was te gebruiken in grootgewichtige zaken. Doch anderen verstaan hier de tovenaars en voorzeggers, met welken zich Haman in deze zaak beried. 22. Anders, dewijl. 23. Hebreeuws, gij zult vallende vallen voor zijn aangezicht.